|
Veel te vroeg, naar mijn mening, stappen we het lokaaltje, dat al aardig vol is, binnen en worden we verwelkomd door vele oud-bekenden. De inschrijving verloopt vlot en dan is er nog voldoende tijd om te vertellen waarom Hennie, onze wandelmaatje, er niet bij is. Normaal verzorgt Hennie de foto’s bij mijn verslagen, maar helaas door een misstap tijdens een tocht, het vorige weekend, heeft hij zijn been op twee plaatsen gebroken en is hij voorlopig uitgeschakeld. Ikzelf zal nu foto’s moeten maken. Een taak, die niet aan mij besteed is, want ik bak er niet zoveel van. Zoals mijn maatje kan geen ander het.
|
Even voor negen uur mogen we vertrekken en gaan we met een grote groep naar buiten, waar het daglicht van een grauwe dag nog maar net is doorgebroken. De hemel is bedekt met een grijs wolkendek en het ziet er niet naar uit dat de zon er vandaag nog door zal komen. De straten zijn nat van de laaghangende wolkenslierten, maar daartegenover staat er niet of nauwelijks wind. Volgens de weermannen zijn dit de voortekenen voor een naderende storm. Het is moeilijk te beslissen wat er aangetrokken en meegenomen moet worden. Redden we het voor de bui losbarst of komen we er middenin te zitten, zijn de vragen, die ons bezig houden. Het is moeilijk om te beslissen. Voor alle zekerheid neem ik een paraplu mee in mijn bagage.
|
Gezellig keuvelend lopen we een poosje met Hans op langs de opgehoogde oever van een riviertje, waarvan ik vermoed dat het de Mark is. Sinds de laatste keer is hier een geheel nieuw verhard pad aangelegd, dat ver boven de weilanden uitsteekt. Hans geeft aan dat hij het kalmaan wil doen en dat wij onze eigen weg moeten gaan. Als gebruikelijk papt Bram aan met alles wat vrouw is en het lukt hem zelfs zo af en toe een glimlach aan hen te ontlokken, daar waar ik onthaald word met een brede lach. In de”Schuutershof” heb ik al wat foto’s geschoten, maar of ze gelukt zijn is maar de vraag. Nu kom ik in de gelegenheid om wat vrouwelijk schoon vast te leggen. De “Anja’s” willen graag voor mij poseren en ik heb er weer een foto bij.
|
De route is als gewoonlijk goed gepijld met de bekende gekleurde bordjes en van een verkeerde richting inslaan is dan ook geen sprake. Er is alle tijd om in gesprek te komen. Ik doe me voor als enquêteur en vraag de dames op ons pad waarom zij aan het wandelen zijn. Er zijn verschillende redenen, die mij worden verteld en allemaal zal ik ze hier niet vertellen. Maar enkele in het oog springende zijn: “de gezelligheid”, “gezondheid” en de “mooie natuur”. Veel van deze geënquêteerden willen om begrijpelijke redenen niet op de foto, dus veel succes met het beelden vastleggen heb ik niet.
|
Angstvallig houd ik het weer in de gaten, want met de nattigheid van de vorige week nog vers in het geheugen, wil ik niet weer doornat worden. Maar vooralsnog blijft het droog, hoewel de wind toch steeds meer aantrekt en zich op de open stukken al goed laat voelen. We lopen een stevig tempo. Eigenlijk iets te hard voor mij, want mijn liesblessure laat van zich spreken en zonder er bij te denken wat een ander er van zal vinden, loop ik verder met mijn hand op de zere plek, waar een dikke bobbel voelbaar is. Onze gesprekken gaan over allerlei onderwerpen. Eerst is het Hennie met zijn malheur. Daarna is het de politiek en het allochtonenbeleid en vervolgens de auto. Bij dat laatste onderwerp heb ik niets in te brengen en ik laat mij dan ook iets terugzakken.
|
De grote rust in café “Dennenlucht” laten we links liggen. Het is er vol en warm en moe zijn we niet echt. Mijn lies doet zeer en dat zal met een kwartiertje rusten niet minder worden, dus gaan we met Frans en over andere onderwerpen pratend verder naar de soeppost. Het gaat nu steeds harder waaien en ook de dreiging van regen wordt groter, dus met Frans op kop proberen we er vooruit te lopen. Of het lukt, vertel ik zo. Eerst nog de soeppost op zo’n dikke 10 kilometer voor de finish. Ik ben nu echt aan een beetje rust toe en ik tref het dat ook Bram op zijn laatste benen loopt. De tocht in de Ardennen heeft toch meer van hem gevergd dan hem lief was en de daarop volgende verkoudheid heeft de rest gedaan. Ze zeggen wel eens, dat engelen niet bestaan, maar ik weet zeker dat ze er nog zijn. Een engel, een lieve zelfs, in kerstkledij, reikt mij drinken aan en laat mij plaats nemen. Ik ben er aan toe.
|
Na een korte, maar o zo nodige rust, gaan we verder. Niet lang erna voelen we de eerste druppel op onze warme lijven. Het blijft even bij één druppel, maar als we het bos uitkomen en in de ruimte van het viaduct zijn wordt het menens. De wind slaat ons om de oren en de regen striemt ons gelaat. Het is gedaan met de rust in de natuur. De duivel is uit de hel gekropen en steekt zijn klauwen naar ons uit. Wij laten ons niet kennen en gaan onvervaard op ons doel af. Even, bij punt 104, zijn we in verwarring over de te volgen route, maar we kiezen voor de juiste en komen, toch nog nat, maar opgelucht, precies zes uren na de start weer over de eindstreep.
|
Na een half uurtje bijkomen, stappen we weer in de auto en gaan Hennie een bezoek brengen in het Clara Ziekenhuis. Onderweg breekt de storm pas echt door en wordt het guur en kletsnat. Wij zitten droog en de GPS wijst ons de weg. Terwijl we zo zitten, praten we nog wat na over de belevenissen van de dag en we zijn het er over eens dat we ondanks de opspelende blessures en de dreigende regen een prima dagje hebben gehad en dat we de mensen van WIEGO dankbaarheid verschuldigd zijn voor hun inzet.
|
Tot een volgende keer
|
Quirinus |