2004-02-07 – 25km – Breda, 3de Winterserie Tocht

bron: http://quirinus.nww.yi.org/
Om na een afwezigheid van een viertal weken weer aan het wandelen gewend te raken, kies ik voor een tochtje van 25 km. En gezien de goede ervaringen van de vorige keer, kies ik voor Breda als uitgangspunt, waar WIEGO zijn 3e tocht van de winterserie houdt. Ik ben aangewezen op het openbaar vervoer en dat, omdat ik er niet mee gewend ben, maakt mij wat zenuwachtig. Veel te vroeg sta ik dus op het koude en tochtige perron te wachten tot eindelijk de trein aankomt. Te Dordrecht nog eens van trein verwisselen, overstappen heet dat, geloof ik, en dan is het nog maar een wipje tot Breda. Ik krijg niet eens de gelegenheid om de gratis “Metro” te lezen. Op het station in Dordrecht ontmoet ik verschillende wandelvrienden, waarvan sommigen ook met mij meereizen en anderen naar Geldermalsen gaan. Wie maakt hier de beste keus?

In Breda zien we vlak voor onze neus de bus wegrijden en krijgen we dus een extra wachttijd van een half uur. De rit naar de Viandenlaan is het wachten meer dan waard, want met volle vaart en doodsverachting stuurt de chauffeur de kolos door de soms wat nauwe straatjes van “de Prinsenstad”. Ik geniet van deze rit, want zoiets maak je niet elke dag mee. Redelijk op tijd, het is bijna tien over negen, kom ik het startlokaal binnen en kan ik meteen inschrijven, want de grote groep is dan reeds vertrokken. Vanuit de bus heb ik er verschillende herkend.

Direct na de inschrijving ga ik weer naar buiten en begin ik aan de wandeling. Het parkoers is aangegeven met de bekende gekleurde bordjes en ik ben er dan ook niet bang voor om de weg te kunnen vinden. Trouwens er zijn nog genoeg lopers voor mij en ik hoef alleen maar te volgen. Ik had afgesproken met Bram om tot de splitsing van de 25 km en de 40 km samen op te lopen, maar Bram heeft niet zolang op mij willen wachten en is met de kopgroep vertrokken. Ik moet het dus in mijn eentje zien te rooien. Maar wandelen doe je nooit alleen. Er is altijd wel iemand te vinden om mee op te trekken. Ik probeer dan ook om aansluiting te vinden, maar het tempo verschilt teveel, dus moet ik gauw weer afhaken. Ik tracht onderweg ook nog wat “plaatjes” te schieten, doch jammer genoeg ben ik niet zo’n geweldige fotograaf en komt er niet veel van terecht. Een dame, met flinke pas voortstappend, probeer ik ook voor de lens te krijgen, maar zij weigert pertinent te poseren en ook een stiekem genomen foto is door de haast gedoemd te mislukken. Jammer, het had dit verslag wel ten goede gekomen.

Intussen word ik, net als de anderen, geplaagd door de harde wind, want van storm mogen we nog niet spreken, om het over de modderige en omwoelde paden maar niet te hebben. Het is soms duwen tegen de wind en met moeite blijf ik op de been. Maar het lopen gaat, tegen verwachting, goed. Van de pasgeleden uitgevoerde operatie heb ik geen hinder. Eigenlijk heb ik dan ook algauw een beetje spijt dat ik niet op de langere afstand ben gegaan. In het grote bos, waar een groot deel van de tocht zich afspeelt, geven de bomen en andere begroeiing beschutting tegen de soms wel erg harde uitschieters. Boven mijn hoofd slaan de boomtoppen met gekraak en gepiep tegen elkaar en ik kijk dan ook wel eens angstig omhoog.

De lucht, aanvankelijk dik bewolkt, klaart op en er verschijnen blauwe vlakken aan de hemel. De zon speelt kiekeboe vanachter de langs schietende wolkenflarden. Anders dan verwacht, blijft het droog. Er is ondanks de harde wind een soort van lentegevoel in de natuur. Tussen het gras steken de krokusjes hun kopjes op en aan de struiken verschijnen reeds de puntjes van ontluikend groen. Van menselijke aanwezigheid is op dit uur van de dag nog niet veel te bespeuren. Wij, wandelaars, zijn uitverkoren volk, dat wij dit alles mogen meemaken en beleven.

Nog steeds heb ik moeite met “het geel van linksaf” en het “rood voor rechtsaf”. Wel duizend keer mompel ik het binnensmonds, maar toch overkomt het mij dat ik de verkeerde kant opga en teruggeroepen word door de anderen. Het zal wel aan mij liggen en niet aan het systeem, hoewel later iemand mij vertelde dezelfde moeilijkheid te hebben. Ook de rode kleur op de stam van een boom wordt als niet duidelijk beschouwd. Maar hoe het ook is, ik schiet lekker op en voel mij prima, zodat ik de rustposten laat voor wat ze zijn en gewoon doorloop. Behalve bij de St.Hubertuskapel, daar onderbreek ik de tocht even en ga naar binnen om een kaarsje op te steken voor Maria. Ik vraag haar om een oogje in het zeil te houden en een goed woordje te doen bij de Lieve Heer. Immers de vorige keer heb ik in deze streken ook al eens een goede Engel ontmoet, die mij opbeurde, toen ik in de put zat. Wie weet wat dit uithaalt?

Even verderop word ik ingehaald door een medewandelaar en gezamenlijk gaan we verder. Hij zegt niet veel, maar het is toch prettig om hem bij mij te hebben, want alleen is ook maar alleen. We gaan door het klaphek en de Strijbeekse hei op, die begraasd zou worden door Schotse Hooglanders. Gelukkig zijn deze grote beesten in geen velden of wegen te bekennen, want ik heb het er niet zo op om ze loslopend tegen te komen. Mijn maat loopt een pittig en straf tempo en ik kan hem maar amper bijbenen. Ik doe mijn best, maar mijn schoenen, die ik vandaag voor het eerst aanheb, laten het niet toe. Ik heb dan ook het idee dat hij zijn snelheid aan de mijne aanpast. Hoe het ook is, wij komen steeds dichter bij het eindpunt en de bewoonde wereld. Wij halen nu hele hordes wandelaars in en vooral langs de Mark is het een drukte van belang.

Na dit gezellig samenkomen van alle afstanden is het niet ver meer naar het clubgebouw “Prins Hendrik”, waar we om half twee over de drempel stappen. Dit eerste tochtje na mijn gedwongen afwezigheid van vier weken is mij goed bevallen. Ik heb genoten van de mooie omgeving van Breda, waar het als altijd goed toeven is. Mede door de zorg van WIEGO heb ik een heerlijke dag gehad en heb ik kunnen werken aan mijn conditie. Vandaar dat ik dit verslag besluit met: “WIEGO bedankt en tot een volgende keer”.

Quirinus.