2004-03-06 – 25km – Breda, 4de Winterserie Tocht

bron: http://quirinus.nww.yi.org/
Aan bovengenoemde wandeling gaat een heel verhaal aan vooraf. Om tien over acht komt Bram mij ophalen om naar Berkel en Rodenrijs te gaan, want wij willen ook wel eens wat anders. Aangekomen op de plaats van bestemming, wat nog heel wat voeten in aarde heeft gehad, eer het zo ver was, want “verkeerd rijden” is ons ook niet vreemd, zien we tot onze verbazing dat de tocht niet doorgaat. Niemand van de wandelvereniging aanwezig, dus moeten we het zelf maar uitzoeken. Toevallig is er bij ons nog iets blijven hangen van een mogelijkheid om in Breda aan de winterserie mee te doen, dus dan, hoewel niet naast de deur, daar maar naar toe.

Het is smerig weer, eerst vanmorgen nog sneeuw, maar nu een vieze allesverhullende motregen. Het water spat op van het asfalt en eigenlijk is de lust tot wandelen ons al een beetje vergaan als we, na wederom vele omzwervingen, in Breda zijn aangekomen. We zijn aan de late kant en Bram stelt dan ook voor om in plaats van de gebruikelijke 40 km vandaag te volstaan met 25 km, een afstand, waar we normaal de neus voor ophalen. Natuurlijk ga ook ik akkoord, want om alleen achter de meute aan te sukkelen, lokt mij onder deze weersomstandigheden niet echt aan.

Om twintig minuten over tien gaan we, gehuld in regenkleding en Bram zelfs nog gewapend met paraplu, de deur van het clubgebouw “Prins Hendrik”, waar het warm en droog is, uit om de kilte van de verregende ochtend in te gaan. Voor ons uit is het niet druk meer,zoals anders, dus moeten we zelf goed opletten om de juiste richting in te slaan. Het lukt ons wonderwel om op het parkoers te blijven en als we verder op de route komen, krijgen we er ook steeds meer zin in. In het bos hebben we wat beschutting, hoewel de paden hier en daar tot moes zijn gelopen en veranderd zijn in meertjes met piepkleine eilandjes om de voeten op neer te zetten. Zoals gezegd, druk is het niet, dus schieten we goed op. Zo goed zelfs, dat we af en toe enkele lotgenoten inhalen en tijdens het passeren een gesprekje kunnen aanknopen.Het wordt nog gezellig, want hoewel de mannen zich te groot voelen voor deze afstand, is hij voor vrouwen juist aantrekkelijk. Bram voelt zich happy en ik met hem.

Hoe meer de dag vordert, hoe minder vertrouwen krijgen we in onze “weermannen”. Zij hebben ons in de loop van de ochtend opklaringen beloofd en belofte maakt schuld. Ook voor weermannen. We proberen elkaar nog wat moed in te praten door op de lichte plekken in het donkergrijze wolkendek te wijzen, maar het wordt er niet droger op. En daarbij is het nog koud ook. Vooral de handen voelen aan als ijsklompen. Gelukkig zijn er de dames op ons pad, die ons nog wat warmte schenken door gebaar of glimlach. Hoewel sommige zijn ingepakt in jassen tot op de tenen, kunnen zij daarmee hun charme niet wegmoffelen. En dan is er nog het langsflitsende schoon, gehuld in nietsonthullende strakke broeken, bezig met een “warming up” voor de komende zomer.

Er gebeurt meer in de Brabantse bossen. Ondanks de regen hoor ik het gekierewier van de verliefde vogeltjes, die druk heen en weer vliegen om hun nestjes op pootjes te zetten. Ik moet wel opletten, dus kan ik niet teveel omhoog kijken. Het pad is bezaaid met net boven de grond uitstekende stompjes van afgezaagde boompjes. Dus de blik is meest op de grond gericht, waar zo nu en dan een miezerig bosje narcissen hun kopjes boven het bladerendek uitsteekt. Was het enkele dagen geleden nog bijna lente, nu zijn we terug in de winter. De lammetjes in de wei doen er misschien anders over denken, maar wij hebben het echt koud en lopen flink door. Zelfs de rust in “’t Veehandelshuis” laten we aan ons voorbij gaan. We voelen ons te vies met schoenen onder de bagger en de modder tot aan de knieën.

We lopen een poos gelijk op met de “lange afstand lopers” van de 40 km, waaronder natuurlijk vele bekenden van ons. Zo ook Lenie en Frans van het verre Zeeuwse eiland, helemaal naar hier gekomen om hun geliefde sport te kunnen beoefenen. En Adrie met zijn typisch armgezwaai en gezwinde loop. Al van ver herkennen wij hen. Af en toe is er nu een moment, meer ook niet, van droogte en krijgen we gelegenheid wat meer van de omgeving te zien. In de vele kassen groeien augurken. Daar zijn we het wel over eens, maar we gissen naar wat er onder de met kunststof afgedekte akkers aan pootgoed schuil gaat. Zijn het aardappels of is het prei? Wie zal het zeggen. Zelfs Bram met zijn grote kennis op agrarisch gebied doet er het zwijgen toe.Er is geen mens waar we het aan kunnen vragen. Het lijkt hier als uitgestorven. Wordt hier “de onthouding” tijdens de Vastentijd nog in ere gehouden en heeft dat ook betrekking op de zaterdagarbeid? Wij komen de dag wel door met discussiëren over al deze vragen.

De route volgend zoals op papier beschreven, komen we steeds dichter bij het eindpunt. Volgens de tijd hadden we er allang moeten zijn, maar hier in het land, waar het leven nog goed is, kijken ze niet op een turfje meer of minder. Want als we om drie uur “rond” zijn geweest, hebben we volgens mijn stappenteller bijna 30 km afgelegd. Maar eerst hebben we nog de ontmoeting met Heine. Net vóór de finish, waar wij het bos uitkomen, heeft hij er bijna de 15 km opzitten. Hij zet het op een lopen of de duvel hem op de hielen zit om toch maar vooral het eerste binnen te zijn.

WIEGO, bedankt. Ook voor deze keer. Het had iets beter gekund. Van alle drie de routes, die ik van deze serie gelopen heb, is dit de minst mooie. Het weer hebben jullie niet in handen. Daar kunnen jullie niets aan doen, maar de route en afstand bepalen jullie wel. Toch hoop ik volgend jaar weer van de partij te zijn.

Quirinus.