De sokken d’r in!
Van verre lijkt het of er een duizendpoot aan komt marcheren, één lang deinend lint van lopers. Behalve dan de snelwandelaars, die meer iets hebben van struisvogels op de vlucht. Koppie vooruit, log lijf er op wild maaiende poten achteraan. Een rolstoeler slalomt om zijn medelopers heen. Is voor het eerst, een rolstoel. Mogen rollators eigenlijk al mee in de wandelmars? Is de volgende stap!
Is het juli, dan is het Nijmeegse Vierdaagse. Ellek jaar hetzelfde liedje. “Het Hondjes van de Bakker….” Over een smeerkees van een hond die zonder zwembroek zwemt. Veertig kilometer lang, afgelopen vier dagen achter elkaar. Na een úúr smeek je al op je blote knietjes om Potje met Vet. Desnoods honderdenelf coupletten…..
Bij Weurt hangt een kluitje Rode Kruisers voor de blarentent. Hobbezakkerige broeken, geur van zweetkaas en Leukoplast. De prikkers vervelen zich de pokken: “Nog niet één blaar gezien vandaag!” Twee hospikken van een bevriende natie rukken op. “English, Deutsch?” aarzelt zij bedeesd. “Néderlands”, zegt de Rode Kruiser, die snel het Belgische vlagje op haar uniformzak heeft gespot. De Vlaamse militaire lacht opgelucht. “Ah zo! Wat ik u vragen wil, heeft u misschien wat Compeed voor ons?” Geen gekke gedachte. De route hangt vol met reclame van deze pleistergigant. Likdoorns, lipblaasjes, eelt, blaren, Compeed heeft overal patches voor. Of Tegen. Bot zegt het Kruis tegen de bedeesde Vlaamse: “Hebben wij niet. Wij plakken gewoon af.” De Vlamingen druipen af. Het Kruis stikt van de lach. Tikt op de opdruk van zijn vormeloze T-shirt. Compeed staat daar. “Hahaha, we worden nog wel door ze gesponsord.”
Bij de blarenpoli in Nijmegen is het ook al een dooie boel. Toch houdt een Belangrijke Kruisman me bars tegen. “Hoho, geen foto’s! Eerst naar de persvoorlichting. Die zit daar achter.” Dikke doei. Ik loop de Vierdaagse niet. Zo te zien zij ook niet meer: wandelschoenen in de hand, strompelt een vrouwtje blootsvoets de blarentent uit. Op een bankje inspecteert ze haar zolen. Horror! Roze vellen, afwasrimpels, witte blaren, zwarte plakplekken. “Ik heb zo hard getraind. Nooit blaren en nu loop ik stuk. Over en uit was het, na tien kilometer. Een Vierdaagsekruisje zit er niet in voor me.” Maar het Rode Kruis ook niet: “Ze behandelen me niet!’ Ze kijkt alsof ze haar oren en ogen niet gelooft: “Omdat ik een uitvaller ben. Ze doen alleen lopers, zeggen ze.” Boos gooit ze een dikke dampende sok de lucht in: ”En die halve zolen zijn niet over te halen, al lul ik me nog de blaren op m’n tong.
Marie-Thérèse Roosendaal & Marjolein Schipper