2011-10-16 18e Brabantse Loopdag

Normal 0 21 false false false NL X-NONE X-NONE MicrosoftInternetExplorer4

West-Brabantse Loopdag te Breda

 

Remy, van tien, is van plan om net zo’n groot wandelaar te worden als zijn Opa. En omdat je beter vroeg kunt beginnen, zijn we op zondagmorgen, als de nachtschemer nog tussen de huizen hangt, op weg naar Breda om daar zijn wandelcarrière aan te vangen. Opa heeft er niet opgerekend dat het zo druk zal zijn, dus duurt het even eer het zo ver is dat de eerste passen gezet kunnen worden. Kwart over negen om precies te zijn. Onderweg naar het bos, waarin de route grotendeels is uitgezet, geeft Opa onderricht in de markering, maar Remy gelooft het wel, hij is al haast met de finish bezig.

We volgen de rode, gele en witte bordjes en houden intussen ook de beschreven route scherp in de gaten. Verdwalen is één ding, maar verdwalen in een bos is een ander. Parmantig stapt de jongen naast zijn Opa voort en vraagt honderduit over eventuele blessures en andere ongemakken. Hoe moet het als hij onverwacht uitvallen moet? Opa stelt hem aan alle kanten gerust en Remy verlegt zijn aandacht nu op het parkoers. Wat is dit en waarvoor dient dat? Opa weet overal raad op. Na een kilometer of drie geeft Remy aan dat hij nu toch wel aan rusten toe is en hij zijgt op een omgewaaide boomstam neer, haalt de door Oma meegegeven stroopwafels tevoorschijn en begint heerlijk te smikkelen. Laat de boeren maar dorsen zal hij gedacht hebben. Opa staat geduldig te rillen in de frisse ochtendlucht. De dauw staat dik op het gras en van de koeien in de wei is slechts de bovenkant te zien.

De tocht wordt vervolgd, maar eerst moet er nog een der koeien geaaid worden. Voorzichtig en wat omslachtig kruipt Remy onder het prikkeldraad door en loopt op het vee, dat nieuwsgierig toekijkt, af. De beesten, kennelijk niet gewend aan menselijk gedrag, gooien hun konten de lucht in en met de staarten omhoog gaan ze er vandoor. Ook de stuwen in de beek trekken Remy’s aandacht. Hier moet hij het fijne van weten. Opa, gewend aan flink doorstappen, weet niet wat hij eraan heeft. Zo schiet het niet op natuurlijk. Maar ach, het is voor het goede doel, dus laat hem maar.

Ruim anderhalf uur doen we erover om bij de wagenrust te komen. Het valt Remy tegen dat er geen zitplaatsen zijn, dus dan maar verder zonder rusten. Bij punt 40 is een zandvlakte en daar is ongetwijfeld wel een bank of iets dergelijks. Maar voor het zo ver is, beleven we nog een spektakel van een colonne motorrijders die met donderend geraas langs denderen. Het moeten er minstens vijftig geweest zijn. Op de zandvlakte vinden we een picknicktafel, smerig weliswaar, maar als je moe bent, kijk je niet zo nauw, waar we een kwartiertje of meer, van onze rust genieten. De kleine jongen verbaast zich erover dat er zo velen zijn, die Opa kennen. Elke keer schalt er een groet door het bos of wordt er een hand opgestoken. Het doet hem kennelijk deugd en hij groet net zo vrolijk terug. Het lopen gaat steeds langzamer en op het laatst zit er geen gang meer in. Opa is de wanhoop nabij. Wordt dit nog wat vandaag of moet er een punt achter gezet worden? Maar dan…. als er een meisje van ongeveer Remy’s leeftijd voorbij stiefelt en zo te zien nog geen greintje vermoeid is, krijgt Remy ineens een opkikker en gaat er vandoor met zo’n vaart dat zelfs Opa met al zijn ervaring ver achter blijft. Niet eerder dan bij café “Dennenlucht”, waar hij staat te wachten, worden de twee herenigd. Een appelpunt met slagroom gaat er wel in en als dat op is, wordt er plaats gemaakt voor andere wandelaars en gaan we aan het laatste stukje beginnen.

Remy is er inmiddels van overtuigd dat hij de finish gaat halen en van vermoeidheid is even niets te merken. Hij huppelt van de ene kant naar de andere en elke plas wordt een uitdaging. Met een aanloop springt hij over de grootste plas en ook de slagbomen neemt hij met een hupsakee. In elk gat ziet hij een hol van het een of andere wild dier en met kop en oren duikt hij erin. Dat gaat lekker zo, de routepunten vliegen aan ons voorbij. Maar dan… is het afgelopen. We missen punt 89, een afslag naar links en verliezen het oog op de route. We lopen op het geluid van het verkeer af, ergens in de verte. En… of de duvel ermee speelt, Remy is op en versleten. Hij sleept zich voort en heeft alle lust verloren. Er volgen bomen en nog eens bomen en weer bomen, maar eindelijk is daar de verkeersweg. We zijn flink afgedwaald en moeten een heel eind terug. Het gaat langzaam, maar we komen er. Vijf over half twee stappen we bij “Sprint” binnen. Remy heeft zijn medaille verdiend, dat is zeker.

Quirinus Hoogland