2012-02-04 3e winterserietocht deel 2

Winterserietocht van WIEGO te Breda

Het lijkt of de halve wereld heeft afgehaakt. In het knusse startlokaaltje van WIEGO zijn nog maar een paar wandelliefhebbers aanwezig als ik dik ingepakt, inclusief bontmuts en wanten, daar binnenkom. Mijn maatjes, Hennie en Bram, zitten reeds op mij te wachten. De echte diehards schrikken er volgens Frans, die ik buiten tegenkom, niet voor terug om deze kou te trotseren. Om negen uur gaan we, deze keer zonder drang, naar buiten en voelen, na de warmte van binnen, de ijzige kou op ons neerkomen. De wereld om ons heen is in een maagdelijk witte deken gehuld. Zelfs de straten, die ons onder andere omstandigheden met lichte walging zouden vervullen, zijn schoon om aan te zien. Menige foto wordt dan ook geschoten om dit vast te leggen voor thuis en het nageslacht. Bram maant ons van meet af aan om op te schieten, want zoals altijd heeft hij haast. Zelf denk ik dat het hem steekt dat een dorpsgenoot hem in rap tempo voorbij streeft. Het is niet anders. Hij heeft beloofd om bij ons te blijven.

Na enkele kilometers komen we in het bos en de hard bevroren klonters doen het ergste vrezen voor mijn gevoelige enkels. Bij voorbaat heb ik ze ingepakt als waren het porseleinen poppetjes. Toch doe ik uiterst voorzichtig en zie ik Bram enkele malen een ietwat geïrriteerd achterom kijken. Hij zegt niets, maar God hoort hem brommen. Gelukkig komen er een paar goedogende dames op ons pad en heeft ook Bram zijn afleiding. Ongeschonden, maar moe genoeg om wat rust te willen, komen we bij de wagenrust, waar we enigszins op verhaal kunnen komen. De thee is heet genoeg om er een goede tien minuten van te maken zonder dat het opvalt. Na de rust begeven we ons met gepaste tegenzin weer op weg. Bram is druk in gesprek gewikkeld met de dames en vertelt met verve over zijn wandelavonturen. Het valt hem niet eens op dat wij, Hennie en ik, vertrokken zijn.

Na een half uurtje, ergens op een, volgens de routebeschrijving, onverhard pad kom ik te vallen. Met een klap ga ik onderuit op een bevroren plas. De dreun is tot ver in de omtrek te horen en Hennie komt verschrikt naar mijn toestand vragen. Ik kan hem zeggen dat mijn bontmuts het meeste heeft opgevangen en dat ik niets mankeer, maar graag weer overeind zou willen komen. Met zijn hulp lukt dat en vrolijk vervolgen wij onze weg en genieten onverminderd van de winterse pracht om ons heen. Het ergste heb ik nu wel gehad, denk ik, maar voorzichtig blijf ik, want een tweede keer wil ik dit niet meemaken. In “de Leeuwerik”, een ontmoetingscentrum, ontmoet ik vandaag voor de tweede keer mijn vriendin Ilona. Zij is in de kracht van haar leven en loopt één tot anderhalve kilometer per uur sneller. Na wat gebabbeld te hebben, beginnen we aan de volgende etappe. Het is oppassen om de juiste aanwijzingen te volgen. In de schitterende zonneschijn op het winterse kleed van sneeuw vallen de gekleurde bordjes niet erg op. Maar het lukt ons om op het juiste spoor te blijven. Op de stille hard bevroren paden volgen we met het oog de wildsporen die in de oneindigheid van het landschap verloren gaan. Het lijkt of wij herten of wilde zwijnen op ons pad verwachten. Maar nee, het blijft bij een enkele vogel, die bij het neerkomen op een tak, een sneeuwbui veroorzaakt. Af en toe moet ik een traan van mijn wang vegen, die door de koude wind uit mijn oog is gelopen. Het is zwaar en ik heb bewondering voor degenen die dit veertig kilometer in hoog tempo volhouden. Maar ook wij versagen niet en gaan stug door en komen na vijf en een haf uur terug op de plek, waar we begonnen zijn. Moe, maar oh zo voldaan. Met een gevoel van trots leveren we ons startbewijs bij Bep in. Het is een schitterende dag geweest met vele hoogtepunten en geen moment hebben we spijt gehad van de beslissing om hier naar toe te gaan.

Quirinus Hoogland.